Diepe drijfveer om te blijven staan

Is het karakter? Speelt het opgroeien in de communistische DDR een rol? Of maakten verlies en tegenslag haar zo weerbaar? Jenny Bobke (50) weet niet precies waarom, maar wel dat ze liever kracht dan kwetsbaarheid toont. “Het hoort bij wie ik ben. Hoe diep ik soms ook ga, ik blijf staan. Er zijn altijd wanden om weer tegenop te klimmen. Morgen gaat het beter en alles komt goed. Dat is mijn levensmotto en daarom blijf ik overeind.”

We kennen elkaar uit de bossen van Appelscha, het idyllische terrein van Jenny’s bootcamplessen en personal training. Wat heeft ze me laten zwoegen en zweten, en wat genoot ik van haar aanstekelijke vibe: altijd opgewekt, prikkelend en bikkelend. “Je kunt meer dan je denkt”, hield ze ons voor. En dat weet zij uit eigen ervaring. Zo won ze twee keer de Mud Masters marathon in Biddinghuizen, liep ze in 2023 de marathon van Amsterdam en wist ze vorig jaar de Berlijn-marathon zelfs na een gebrekkige voorbereiding te voltooien. Achteraf was Jenny tijdens die zelfgekozen krachtmeting al ziek, want vlak daarna werd ze overgeleverd aan een strijd van totaal andere orde: een agressieve vorm van borstkanker én schildklierkanker. Na een jaar van intensieve chemokuren en operaties blijkt haar veerkracht onaangetast. “Morgen gaat het beter. En het is fijn om de draad van het gewone leven weer op te pakken. Door mijn ziekte zie ik nu nog meer het bijzondere in de dagelijkse dingen.”

Nieuwe liefde na verlies

Ja, ze heeft genoeg moois om elke dag voor op te staan. Zoals het contact met haar kinderen en kleinkinderen, de natuur om de hoek en de opleiding tot kraamverzorgster waar ze dit najaar mee start. En ze pendelt vrolijk tussen Appelscha en Bolsward, waar haar ‘nieuwe oude liefde’ woont. Als twintigers draaiden ze al een poosje om elkaar heen, maar het was destijds blijkbaar nog te vroeg. “Omdat we op dezelfde dag jarig zijn, hebben we altijd een lijntje gehouden”, vertelt Jenny. “Vorig jaar hebben we elkaar opnieuw ontmoet, toen hij in Appelscha vakantie vierde. De klik was er meteen weer, al vond ik het spannend om een nieuwe relatie te beginnen. Ik had een ingewikkelde breuk achter de rug met Kees, de man waarmee ik 21 jaar samen ben geweest. De relatie zoals die was gegroeid, werkte niet meer voor mij, al was het moeilijk om hem los te laten. Na een turbulent jaar besliste het lot. Kees kreeg een zwaar herseninfarct en is binnen twee weken overleden.”

Dat was in april vorig jaar. Een verlies dat pittig was, ook al had Jenny in zekere zin al afscheid genomen van hun leven samen. “We bleven met elkaar verbonden als ouders. Ons gezin stond altijd op nummer één voor mij. Ik was een alleenstaande jonge moeder toen ik Kees ontmoette en naast mijn dochter kregen we samen een zoon. Later kwam daar nog een kleindochter van Kees bij. Hij was acht jaar ouder dan ik en al vader toen ik hem ontmoette. Toen zijn jongvolwassen dochter niet goed voor haar oudste kon zorgen, hebben wij ons kleinkind in huis genomen. We hebben veel meegemaakt en hadden elk onze eigen manier om daarmee om te gaan. Kees trok zich terug en ik zorgde voor iedereen, zodat alles bleef draaien. We leken een goed team en toch klopte het niet. Hij was emotioneel onbereikbaar, maar ik verschanste me eigenlijk ook achter een muur. Dacht lange tijd het allemaal wel alleen te kunnen te dragen. Tot ik het op die manier niet langer wilde.”

‘Honderdtachtig graden anders’

Jenny koos voor zichzelf. Ze bouwde met ups en downs een nieuw bestaan op, open voor een andere toekomst. Dat die toekomst een vlam uit het verleden op haar pad bracht, had ze nooit verwacht. “Ik voel me gezegend met Sjoerd. Zó kan het dus ook in de liefde, echt honderdtachtig graden anders. Hij is begripvol en zorgzaam, we kunnen samen lachen en hij gaat echt voor mij. Zelfs toen ik ziek werd, is hij gebleven, al hadden we elkaar toen net opnieuw leren kennen. Soms doet mijn brein gekke dingen hoor, dan is het moeilijk te geloven dat hij me echt zo leuk vindt. En moet ik eraan wennen dat een man zich om mij bekommert en mij dingen uit handen neemt. Door hem leer ik wat los te laten en daar van te genieten. Het voelt vertrouwd met Sjoerd, ook al hebben we in de 24 jaar dat we elkaar al kennen eerst beide een flinke omweg gemaakt in het leven. Zo zie je maar, je weet nooit wat de dag van morgen brengt. Soms is dat verlies of tegenslag, maar het kan ook nieuw geluk zijn.”

Sinds ze ziek werd – een confrontatie met kwetsbaarheid – plukt Jenny de dagen meer dan ooit. “Ja, ik tel vooral mijn zegeningen. Al blijven er moeilijke momenten, omdat ik door al die chemo’s lichamelijk niet meer de oude ben. Ze hebben als laatste mijn schildklier weggehaald en het is spannend hoe mijn lijf daarop reageert, met een leven lang medicijnen. Toch ben ik nooit echt bang geweest. Alleen de eerste weken na de diagnose voelde ik me verslagen, omdat ik me afvroeg hoe ik het aan de kinderen moest vertellen. Zij waren net Kees verloren, stel je voor dat ze ook mij nog zouden kwijtraken! Ook al zijn ze volwassen en is mijn dochter zelf moeder, ze zijn nog zo jong. Zelf heb ik op die leeftijd de steun van mijn familie echt gemist. Omdat ik naar Nederland was vertrokken voor de liefde, maar er al een paar jaar na de geboorte van mijn dochter alleen voor stond. Mijn grootste angst was daarom de kinderen alleen te moeten achterlaten.”

‘De muur viel in mijn pubertijd’

Jenny herinnert zich nog het gevoel van eenzaamheid, terwijl ze de kost verdiende met haar autopoetsbedrijf en voor haar dochtertje zorgde. ‘Duitsland is ver als je alleen thuis zit met een peuter en gedoe hebt met je schoonfamilie. Maar het was mijn eigen keuze om hier te komen wonen en te blijven. Wat moest ik in Oost-Duitsland? Behalve jeugdherinneringen had ik daar weinig opgebouwd. De muur viel in mijn pubertijd, precies de fase waarin vrijheid voor mij belangrijk werd. Opeens werd de wereld veel groter en door mijn eerste liefde – die ik via mijn zwager ontmoette op een melkveebedrijf – kwam ik in Nederland terecht. Toen onze relatie stukliep, zag ik als twintiger geen reden om terug te keren naar mijn heimat. Mijn vijf broers en zussen hadden daar al langer een eigen leven, voor mij was het anders. Zij zijn een stuk ouder, omdat ze al bij mijn vader hoorden toen mijn moeder met hem trouwde. Ik was de nakomer van hen samen.”

“Mijn ouders waren arbeiders en we woonden in een gehucht. We waren grotendeels zelfvoorzienend, met een moestuin en wat kleinvee. Ik weet nog dat we op van die zwarte briketten stookten en dat wij die na levering in de schuur moesten stapelen. Iedereen had taken, we moesten altijd helpen. Als buitenkind had ik niets met de keuken waar mijn moeder en zussen vooral bezig waren. Liever hielp ik mijn vader en broers. Aan onze Trabant mankeerde altijd wel iets en als zij gingen sleutelen, kwamen mijn kleine handjes goed van pas bij het losdraaien van schroefjes. Door al die klusjes in huis, tuin en schuur ben ik heel handig geworden en ontwikkelde ik praktisch inzicht. Nog steeds doe ik veel zelf. De kinderen zeggen vaak: ‘mama weet dat wel’. Wat dat betreft ben ik best blij met mijn Oost-Duitse opvoeding. Door onze sobere leefsituatie heb ik geleerd om tevreden te zijn met weinig én om creatieve oplossingen te vinden.”

‘Soms is alleen makkelijker’

Dat haar zelfstandigheid soms wat al te ver doorslaat, schrijft Jenny ook toe aan haar jeugdjaren. “We moesten onszelf kunnen redden, leerden niet om hulp te vragen. En we waren als gezin een beetje een vreemde eend in de bijt, al had ik dat vroeger nog niet zo in de gaten. Waarschijnlijk omdat mijn moeder een zus in het westen had. Ze hielden ons toch een beetje in de gaten. Als kinderen zijn wij ook allemaal gepest. Zelfs de juf zette me een keer voor schut op school. Dat maakte me minder onbevangen en meer op mijn hoede. Al wilde ik wel graag bij de groep horen. Ik deed mijn best om vrienden te maken, zorgde dat ik leuk was om erbij te hebben. En ik redde mezelf als er iets was, om anderen niet tot last te zijn. Nu zit me dat weleens in de weg. Dan zit ik in mijn eentje voor bestraling in het ziekenhuis en vraag me af: waarom heb ik niemand meegevraagd?”

“Er zijn genoeg mensen die voor me klaar staan, dat is het punt niet. Een goede vriendin van me uit Koeweit herkent die doorgeslagen zelfstandigheid. Het is een soort mix van zelfredzaam willen zijn, bewijsdrang en misschien ook een vleugje angst voor afwijzing. Wat het ook is, het hoort bij wie ik ben geworden. En eerlijk is eerlijk: soms is alleen ook gewoon makkelijker. Zonder uitleg de dingen doen zoals ik ze gewend ben. Of om echt de ruimte te geven aan mijn verdriet en zorgen, zonder rekening te houden met anderen. Dat doe ik soms onder de douche, of door bepaalde muziek op te zetten. Dus het gevoel mag er wel zijn, alleen deel ik dat niet zo snel met anderen. Met Sjoerd is dat nog zoeken, met vrienden doe ik liever leuke dingen en voor mijn kinderen wil ik vooral moeder zijn en geen patiënt. We hebben een goede band en veel contact. Niet om te pamperen, maar om er voor hen te zijn. Daar geniet ik van, ook omdat ik dat zelf vroeger heb gemist.”

‘Elkaar vasthouden’

Bij vlagen mist ze het nog weleens. Ouders die zich om haar bekommeren, al is het maar op afstand. “Ze zijn er beide niet meer”, vertelt Jenny, terwijl ze naar het kastje met foto’s loopt om haar vader en moeder te laten zien. “Mijn vader kreeg in het jaar 2000 een ernstig ongeluk en is door hersenletsel nooit meer dezelfde geweest. Fysiek was hij er nog wel, maar geestelijk was hij onbereikbaar. Als je volwassen wordt en zelf kinderen krijgt, ga je anders kijken naar de mensen die je hebben opgevoed. Maar door zijn tragische lot heb ik nooit de kans gekregen om de man achter mijn vader te leren kennen. De band met mijn moeder was goed, al had zij haar handen vol als mantelzorger totdat mijn vader in 2009 overleed. Zij heeft nog gelukkige jaren gekend met haar nieuwe liefde, maar worstelde ook met gezondheidsproblemen. Binnen tien jaar na mijn vader is ze overleden. Toen voelde ik me echt een wees.”

Des te meer koestert Jenny de band op afstand met haar broers en zussen in Duitsland, de hechte relatie met haar (klein)kinderen en de groeiende connectie met haar nieuwe liefde en zijn familie. “Sinds ik ziek ben, zie ik nog meer de waarde van klaar staan voor elkaar. We lijden allemaal verliezen in het leven en dan kun je elkaar maar beter vasthouden. Dat helpt ook om te blijven staan. Al ben ik het liefst een krachtige, positieve schakel in dat geheel”, geeft ze toe. Ze wijst naar een citaat op een withouten veer die tussen de foto’s van haar dierbaren ligt en leest hardop voor: “Als het leven je laat struikelen, maak er dan een salto van. Nou, dat is op mijn lijf geschreven. Humor en luchtigheid maken tegenslagen minder zwaar. Al besef ik dat ik ook geluk heb. Er zit een levensenergie in mij die altijd vanzelf weer opborrelt en me helpt om er wat moois van te maken. Elke dag opnieuw.”

Fotografie: Anneke Hooijer