Het trok meteen mijn aandacht, die intrigerende installatie van wit metaal. Twee trappen reikten vanuit het zomergras een paar meter omhoog en ontmoetten elkaar op het hoogste punt. Precies daar, in het midden van de constructie, konden twee mensen tegenover elkaar plaatsnemen.
Van alles wat ik had gezien op het festivalterrein was deze opvallende trap het meest uitnodigend. Ik moest en zou omhoog, richting de blauwe hemel, waar de open ruimte lonkte. Volgens het programmaboekje hoorde op één van de krukjes een festivalfilosoof te zitten; iemand die ‘overzichtelijke gesprekken’ voerde met nieuwsgierige geesten. Maar filosofen moeten ook wel eens hun dorst lessen (of de gevolgen daarvan lozen), daarom had ik het rijk alleen.
Eenmaal boven draaide ik traag 360 graden rond om van het kleurrijke panorama te genieten. Het bleek een stille sensatie om als toeschouwer opgetild te zijn uit de bewegende festivalmassa, al maakte het me ook wat wiebelig. Net toen mijn handen het koele metaal vastpakten en mijn billen rust vonden op het krukje, kwam er aan de andere kant een meisje de trap op. Een beetje verlegen ging ze zitten, maar ze stelde meteen een rake vraag: “Weet jij iets van de ziel der dingen?”
Haar open blik peilde de mijne, al wachtte ze mijn antwoord niet af. “Soms voel ik me net een kat die achter zijn eigen staart aan rent”, bekende ze. “Hoe dieper ik nadenk over het mysterie waarin we leven, hoe meer mijn gedachten doordraaien. Want altijd als ik een tipje te pakken heb, als ik meen mezelf en de wereld te doorgronden, dan ontglipt het me weer. Daarom werkt filosoferen volgens mij averechts. Al die vragen en mogelijke antwoorden remmen de overgave aan het leven zelf.” Ze pauzeerde even en keek me schuin aan. Ik wilde vragen: waarom? Maar iets hield me tegen.
Ze leek mijn gedachten te raden. “De ziel der dingen is nauwelijks te bevatten met het hoofd”, vervolgde ze. “De moed om van binnenuit te voelen, daar gaat het om. Van liefde en blijdschap tot pijn en verdriet. Alles wat ons oprecht in het hart raakt, herinnert ons aan wie we zijn. Hoe opener ons hart, hoe meer de bezieling stroomt. Maar vaak overstemt ons hoofd de essentie door alles te willen onderzoeken, bevragen, uitmeten, berekenen en verklaren. We zijn voortdurend druk met invullen, terwijl het onbeschrijflijke ons de antwoorden in stilte geeft. Net zoals het ongezegde in een blik of gebaar ons feilloos laat voelen waar het in wezen om draait.”
Haar warme handen vonden de mijne op het koele metaal en onze ogen spiegelden elkaar. Daarna waren we samen stil, in een onzichtbare bubbel waarin alles klopte. Mijn hart nog het meest. Of dat meisje daar nu werkelijk was of niet, het was op die stralend witte trap onder de blauwe hemel, te midden van alle andere loslopende festivalgangers, dat ik me meer dan ooit verbonden voelde.
NB: De installatie voor ‘overzichtelijke gesprekken’ is ontworpen door Oscar Prinsen van het Instituut voor de Loslopende Mens.