Hij ontketende met zijn kabouteractie een mysterie op de basisschool in zijn dorp. Het prachtige verhaal dat daarachter schuilt, zegt veel over het goede waar Ate de Jong (67) naar streeft in zijn leven. Toch schuwt hij ook zijn schaduwkanten niet. “Moed is schaamte onder ogen zien en daar iets mee doen.”
Bij zijn afscheid als directeur van Tûmba – kenniscentrum voor diversiteit – kreeg Ate veertig tuinkabouters cadeau. “Later heb ik ze middenin de nacht vrijgelaten op het plein van de school naast ons. Steeds in kleine groepjes, want anders zou de Telegraaf van een invasie spreken”, schreef hij in zijn weekbladcolumn STILeven. De kabouters maakten heel wat los: “We hebben een mysterie”, riep een jongetje toen zijn vader hem ophaalde. Na een paar spannende dagen (en nachten) bracht Ate verheldering in een briefje aan de school: de kabouters waren op de vlucht, omdat ze werden gediscrimineerd vanwege hun puntmuts en werden uitgescholden voor kutkabouter.
De school heette de kabouters hartelijk welkom en besteedde een les aan pesten. “Kijk, dát is nou kabouterkracht”, stelt Ate. Het is misschien wel de meest innemende actie die hij ooit voerde. Heel wat anders in ieder geval dan de keer dat hij zwarte balkjes over de ogen van Wilders plakte op verkiezingsposters. “Ook al deed ik dat in mijn vrije tijd, gezien mijn functie als directeur van Tûmba was dat echt op het randje”, zegt hij achteraf. “Gek genoeg had ik voor het plaatsen van die kabouters meer moed nodig. Je zult toch als volwassen man gesnapt worden terwijl je ‘s nachts over het schoolhek hangt met een paar puntmutsen.”
‘En toch pakte ik een onschuldig beestje’
Zijn inzet voor diversiteit, gelijkwaardigheid en wereldburgerschap is een antwoord op alle narigheid die racisme en fascisme teweegbrengen. Dat hij door deze misstanden zo wordt geraakt, heeft ten diepste te maken met het confronterende besef dat wreedheid in ieder mens zit. Ook in hemzelf. “Als jongen van een jaar of tien mishandelde ik een kat. Ik hield van katten, toen al. En toch pakte ik een onschuldig beestje. Waarom? Wie zal het zeggen… Dat ik een ongelukkig kind was, of stoer wilde doen? Feit blijft dat ik die kat mishandelde en dat vind ik zó laf van mezelf.”
Het kattenincident zit hem nog steeds dwars, al lijkt deze ervaring vooral zijn hang naar het goede te hebben gevoed. “Wat ik denk”, zegt Ate terwijl hij de as van zijn sigaret tipt, “is dat we elkaar over dit soort voorvallen moeten vertellen. Dat we de moed opbrengen om ook onze donkere kanten te delen. Want we schamen ons ervoor en houden het stil, maar juist dan kan de wreedheid ons overvallen als we er niet bedacht op zijn. Als individu, maar ook als massa. Sla de krant maar open om te zien hoeveel wreedheid er in de wereld is. Allemaal mensen zoals jij en ik. Het vraagt moed om onder ogen te zien dat het in ons allemaal zit.”
‘Wat schuilt er achter de bravoure?’
“Het lijkt wel alsof iedereen tegenwoordig een held wil zijn, maar wat schuilt er achter de bravoure?”, vraagt Ate zich af. “Hoe zit het met dingen waar we liever niet over praten, waar we ons voor schamen? Het zou pas moedig zijn als je op een verjaardagsfeestje vertelt waar je bang voor bent. Dat je iets niet durft of verkeerd hebt aangepakt en anderen vraagt hoe zij dat doen. En hoe zou het zijn als dagelijkse moed een lesonderdeel was op scholen? Vertellen over de moed om voor jezelf of voor een ander op te komen. Maar het ook openlijk durven toegeven als jij iemand hebt gepest. We kunnen niet jong genoeg leren over de moed om mens te zijn, met alle fraaie en mindere fraaie kanten die daarbij horen.”
Ate is ervan overtuigd dat eerlijke verhalen moed in de wereld brengen. Daarom betracht hij die eerlijkheid ook in zijn journalistieke werk. Hij laat zich daarbij graag inspireren en bemoedigen door zijn helden. “Coen Verbraak is met een programma als Kijken in de Ziel weergaloos. Zijn aanpak is een verademing tussen alle pulp op televisie. Hij geeft inzicht in wie we zijn als mens achter het sociale plaatje. Ik heb dat nodig om niet het gevoel te krijgen dat ik gestoord ben. Daarom heb ik trouwens ook minstens twintig keer naar Obama gekeken als hij Amazing Grace zingt op die herdenkingsdienst. On-ge-looflijk, wat heb ik daar een respect voor. Dat brengt hoop en moed in de wereld.”
‘Achteraf wringt het wel’
Hoe wars Ate ook is van gebrek aan eerlijkheid in politieke spelletjes, hij kijkt ook in de spiegel als hij een oordeel velt. “Want ik weet nog heel goed wanneer ik zelf niet moedig was. In mijn tijd als Tûmba-directeur heb ik te vaak gebogen voor bepaalde subsidieverstrekkers. Babbelaars op het pluche die de politieke waan van de dag belangrijker vonden dan principes. Dan hoorde ik mezelf toch meepraten en knikken, in plaats van hun een ongelooflijke schop tegen de schenen te geven. Maar ik had er wel last van en het wringt nog steeds. Vraag mezelf af of ik dat niet straighter had kunnen aanpakken. Meer moed had kunnen tonen in waar ik als mens voor wil staan.”
Net zo kritisch kijkt hij ook terug op zijn – naar eigen zeggen – sterke optreden bij een twee-tegen-één vechtpartij tijdens een Bevrijdingsfestival. “Mijn toenmalige vriendin en een kring van omstanders keken toe. ‘Kijk wat ik durf!’ flitste door me heen toen ik – me welbewust van hun blikken – tussen de vechters sprong om te vragen of ze wel konden tellen. Is dat nou moedig? Of gewoon zie-mij-eens-goed-doen-gedrag? Het laat, denk ik, zien dat we als mens meerdere kanten hebben, die met elkaar kunnen samenvallen. In dit geval speelde mijn ego op, maar mijn rechtvaardigheidsgevoel was er eerst. Want twee tegen één, dat vind ik zo laag. Ook als er niemand had gekeken, was ik ertussen gesprongen.”
Fotografie: Laurens Aaij